Groep 3/4 – Week 4 – Les 15

Klokkenwoorden

Algemene informatie

  • Groep: 3 en 4
  • Tijdsduur: 40 minuten
  • Onderwerp(en): klokken
  • Leergebieden: Nederlandse taal, cultureel erfgoed
  • Vaardigheden: creatief denken en handelen
  • Begrippen: klokken, klokkenluider, klokkenspel, klokkentoren, klokkentouw, klokkenzolder, klokgelui, klokhuis
  • Kerndoelen: 11: De leerlingen leren een aantal taalkundige principes en regels. De leerlingen kennen regels voor het spellen van werkwoorden; regels voor het spellen van andere woorden dan werkwoorden; 56: De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed.

Korte uitleg van de les

De leerlingen leren over aspecten van klokken en doen spelletjes met klokken-woorden.

Nodig

  • De verschillende afbeeldingen
  • De twee filmpjes

Leerdoelen

  • De leerlingen kennen een aantal begrippen die te maken hebben met kerkklokken
  • De leerlingen weten dat sommige woorden uit twee zelfstandige woorden bestaan
  • De leerlingen kunnen een aantal ‘klokkenwoorden’ (afhankelijk van de leeftijd/niveau van de groep) goed spellen.

Klokkenwoorden

Introductie

Praat nog eens na over de verhalen. De hoofdpersonen van de vier verhalen zijn Amy en Adam. Maar je kunt ook zeggen dat de hoofd’personen’ klokken zijn.

Uitvoering

  • Op de afbeeldingen zie je woorden met het woord ‘klok’ erin. Bespreek de afbeeldingen. Wat zie je precies?
    • Afbeelding 1. De plek waar de klokken hangen, hoog in de toren, heet de klokkenzolder. Als je goed kijkt, zie je dat de grote klokken aan een balk hangen. Aan die balk kunnen ze vrij heen en weer bewegen. En dat is nodig, want als de klok heen en weer gaat, slaat de klepel er tegenaan, en dan hoor je hem luiden.
    • Afbeelding 2. In een beiaard of carillon worden de klokken niet heen en weer bewogen door een klokkenluider. Hier zie je een klokkenluider die één hele grote klok aan het luiden is. Hij doet dat door aan het klokkentouw te trekken. Daardoor gaat de klok heen en weer.
    • Afbeelding 3. Het klokkenspel, dat zijn de klokken bij elkaar. Maar ‘klokkenspel’ betekent ook het geluid (het spel) dat de klokken maken.
    • Afbeelding 4. Bovenin de toren zitten openingen. Dat zijn de galmgaten. Je kunt schotten zien die openingen maken die naar beneden wijzen. Dat is om het geluid van de klokken goed naar de mensen onderaan de toren te brengen. Want daar, achter de galmgaten, hangen de klokken.
    • In het filmpje wordt het woord ‘klokgelui’ een aantal keren genoemd.
    • Afbeelding 5. Dit is een klokhuis. Waarom heet dit zo?
    • In dit filmpje van Schooltv wordt uitgelegd wat een klokhuis is. De doelgroep is 9-12 jaar, en het filmpje gaat erg snel, maar misschien is het toch aardig om naar te kijken met de leerlingen.
  • Maak een woordenmuur in de klas met de woorden klok, klokken, klokkenluider, klokkenspel, klokkentoren, klokkentouw, klokkenzolder, klokgelui, klokhuis.

Ideeën voor taalspelletjes

  • Zeg de woorden na en stamp de lettergrepen. Welk woord heeft de meeste lettergrepen?
  • Welk woord heeft de meeste letters? Welk de minste?
  • Behalve klok en klokken zijn alle woorden samengestelde woorden. Wat zijn de losse woorden? Klokhuis is klok + huis, enzovoort.
  • Klokken: bedenk zoveel mogelijk woorden met dubbel k. Doe dit 1 of 2 minuten in teams van 2 of 3 leerlingen en kijk wie de meeste (juiste) woorden hebben bedacht.
  • Bedenk zoveel mogelijk woorden die rijmen op klok.
  • Speel Galgje met de woorden van de woordenmuur.
  • Speel de Woordzoeker.
  • De leerlingen werken in duo’s. Leerling 1 schrijft een van de woorden over, maar dan zonder klinkers. Leerling 2 zet de juiste klinker(s) op de lege plek. Daarna wisselen.
  • Maak samen met de leerlingen een woordweb van bijvoorbeeld Klokhuis of een ander woord.
  • Een van de leerlingen omschrijft een woord en de anderen moeten het raden.
  • Haal ten slotte de woorden van de muur en knip de letters los. Verdeel de letters over groepjes leerlingen en laat hen zoveel mogelijk woorden leggen met de letters. Telkens als een woord is gelegd, schrijft een leerling uit het groepje dit op. Aan het eind kunnen de leerlingen hun woorden voorlezen.

Afsluiting

Ruim de letters op.

Verwoorden

Reflectie

  • Wat hebben we gedaan?
  • Welk klokkenwoord vind jij het leukst?
  • Welk spelletje vond je het leukst? Waarom?