De leerlingen leren over aspecten van klokken en doen spelletjes met klokken-woorden.
Praat nog eens na over de verhalen. De hoofdpersonen van de vier verhalen zijn Amy en Adam. Maar je kunt ook zeggen dat de hoofd’personen’ klokken zijn.
Ruim de letters op.
De plek waar de klokken hangen, hoog in de toren, heet de klokkenzolder.
Als je goed kijkt, zie je dat de grote klokken aan een balk hangen.
Aan die balk kunnen ze vrij heen en weer bewegen.
En dat is nodig, want als de klok heen en weer gaat, slaat de klepel er tegenaan, en dan hoor je hem luiden.
In een beiaard of carillon worden de klokken niet heen en weer bewogen door een klokkenluider.
Hier zie je een klokkenluider die één hele grote klok aan het luiden is.
Hij doet dat door aan het klokkentouw te trekken.
Daardoor gaat de klok heen en weer.
Het klokkenspel, dat zijn de klokken bij elkaar.
Maar ‘klokkenspel’ betekent ook het geluid (het spel) dat de klokken maken.
Bovenin de toren zitten openingen. Dat zijn de galmgaten.
Je kunt schotten zien die openingen maken die naar beneden wijzen.
Dat is om het geluid van de klokken goed naar de mensen onderaan de toren te brengen.
Want daar, achter de galmgaten, hangen de klokken.
Dit is een klokhuis. Waarom heet dit zo?
In dit filmpje van Schooltv wordt uitgelegd wat een klokhuis is.