De klok kleppert
Introductie
Begin de les met het voorlezen van Avonturen van Amy en Adam, deel 2. Hiermee wordt het thema van week 2 geïntroduceerd: de klok als waarschuwer voor gevaar.
Uitvoering
Praat na over het verhaal. In het verhaal is een kerkklok aan het bongbongbongen. Dat noemen we klepperen.
- Waarom klepperde de klok? De kerkklok werd vroeger gebruikt als ‘brandalarm’. Alle mannen moesten dan een emmer pakken (ieder huishouden had verplicht een emmer thuis) en helpen blussen. Een uitdrukking die hierbij hoort is: ‘de noodklok luiden’ of ‘de brandklok luiden’. We gebruiken deze uitdrukking ook figuurlijk: je slaat alarm, je zegt dat iets niet goed gaat (in les 4 gaan we het hebben over spreekwoorden en uitdrukkingen met de klok).
Haal terug wat er vorige week is behandeld, de functies van klokken. Behalve dat klokken de tijd aangeven, kunnen ze ons voor allerlei dingen waarschuwen (uit de weg!, brand!, wakker worden!, doe open!, we vertrekken!).
Spel: klok of bel?
- Verdeel de klas in groepjes. Elk groepje speelt een functie van de klok of bel na.
- Kies zelf welke functies van klokken je wilt laten naspelen (zie de geluidenquiz en de eventuele aanvullingen van de klas).
- De leerlingen maken de geluiden met hun stem. Oefen van tevoren op de geluiden en de daarbij behorende gevoelens/emoties. Je kunt dit klassikaal doen. Schrijf dan de woorden op het bord. Of de klas doet het in groepjes. De leerlingen schrijven dan zelf de woorden op een vel papier. Of ze gebruiken het werkblad klok of bel.
- De vragen die de klas of de groepjes beantwoorden, zijn:
- Hoe klinkt deze klok of bel? Maak het geluid. Is dit echt het goede geluid?
- Wat wil deze klok of bel vertellen?
- Wat moet of kun je doen als je deze klok of bel hoort?
- Hoe voelen de mensen zich die dit horen?
Een voorbeeld:
- Hij klinkt als bongbongbongbong! Hij vertelt dat er brand is. Hij waarschuwt. Je moet dan wegrennen of juist gaan helpen blussen. De mensen voelen zich bang of misschien dapper.
Is alles geoefend en benoemd? Dan speelt ieder groepje een functie na voor de rest van de klas. Of de groepjes spelen het voor elkaar. Eén leerling is telkens de bel of klok, de andere leerlingen van het groepje spelen de reacties van de mensen.
Reflectie
Bespreek de ‘toneelstukjes’ na met de klas.
Vragen voor elk groepje:
- Hoe vond je het gaan?
- Is het goed gelukt wat je wilde uitbeelden?
- Voelde het als …. (brand, wekker, etc.)?
Aan de klas:
- Kon je goed zien en horen wat ze uitbeeldden?
- Voelde het als …. (brand, wekker, etc.)?
Afsluiting
Vat samen wat jullie hebben gedaan.
Verwoorden
Reflectie
- Wat hebben we gedaan?
- Wat kunnen klokken, bellen en sirenes allemaal vertellen?
- Hoe werd er vroeger voor brand gewaarschuwd?
- Hoe wordt dat vandaag gedaan? (iedereen kan 112 bellen)