De leerlingen denken na over hoe tijd soms langzaam lijkt te gaan en dan weer vlug; ze werken met spreekwoorden over tijd en maken een tekening over een spreekwoord.
Verdeel de klas in groepjes. Elk groepje verzint een manier om dezelfde hoeveelheid tijd lang of kort te laten duren. Bijvoorbeeld 30 seconden. Daarna worden twee groepjes uitgekozen. Een groepje verzorgt een ‘langdurend’ en het andere een ‘kortdurend’ programma. De leerkracht houdt met de stopwatch de tijd van 30 seconden bij. De andere leerlingen kijken toe en vertellen daarna hoe ze het ervaren hebben.
Bespreek met de leerlingen: Wat is een spreekwoord? Een spreekwoord is een zin met een wijsheid erin. Bijvoorbeeld: Wie A zegt, moet ook B zeggen. Dat betekent: als je ergens aan begint, moet je het ook afmaken. Je ziet dat een spreekwoord de wijze les niet letterlijk vertelt. Het is vaak een beetje een raadsel.
Tijd is belangrijk in onze cultuur. Er zijn daarom veel spreekwoorden over tijd. Zoals deze:
Bespreek de spreekwoorden met de hele klas. Wie weet wat dit betekent? Je kunt de spreekwoorden laten zien en voorlezen met behulp van de afbeeldingen.
De leerlingen maken een tekening bij een spreekwoord naar keuze. Spreekwoorden zijn van zichzelf vaak een beetje geheimzinnig. Je ziet niet een, twee, drie wat ze betekenen. Misschien kun je het wel duidelijk maken met een tekening? De tekeningen worden opgehangen en besproken. Eventueel raden de leerlingen elkaars getekende spreekwoorden.
Vat samen wat jullie hebben gedaan.
Wat betekent dit spreekwoord?
Luister heel stil.
Wat betekent dit spreekwoord?
Wat betekent dit spreekwoord?
Wat betekent dit spreekwoord?
Wat betekent dit spreekwoord?
Wat betekent dit spreekwoord?
Wat betekent dit spreekwoord?
Wat betekent dit spreekwoord?
Wat betekent dit spreekwoord?