Klokkijken
Introductie
Start de les met het filmpje ‘Meneer Aart leert Pino klokkijken’ (1.55 minuut)
Ga met de kinderen in gesprek:
- Waar kun je (tijd)klokken zien? Op een toren, in een huis, bij een winkel, op het station etc.
- Wie kan al op een klok kijken en weet dan hoe laat het is?
- We gaan leren klokkijken: waarom leren we dat?
Uitvoering
- De leerlingen oefenen met tellen en zeggen hoe laat het is: vijf tellen = vijf uur. Drie tellen = drie uur.
- Maak verschillende klokgeluiden zoals in de vorige les. Bijvoorbeeld drie keer bimbom, vijf keer boing of zeven keer ping. De leerlingen tellen mee en vertellen dan hoe laat het is. Je kunt het tellen makkelijk maken met langzame boings en moeilijker met snelle pings.
- Introduceer het werkblad klokkijken. Laat zien en leg uit (of laat zelf ontdekken) dat de grote wijzer steeds op de 12 staat. De kleine wijzer staat telkens op een ander cijfer. De kleine wijzer vertelt het uur (zoals vijf uur of drie uur).
- Maak weer klok-sla-geluiden, terwijl de leerlingen de juiste klok erbij zoeken en aankruisen.
- Pak de grote oefenklok. Zet de tijd op verschillende hele uren. Laat de kinderen vertellen hoe laat het is. Hebben de kinderen eigen klokjes op tafel, dan kunnen ze zelf de tijd zetten naar het voorbeeld van de grote klok.
- Doe daarna hetzelfde met de halve uren. Nu staat de grote wijzer de hele tijd op de 6, in plaats van de 12.
Vertel: we houden de klok die in de klas hangt de komende tijd in de gaten. Wie een heel of half uur ziet, mag het belletje rinkelen.
Spel
De leerlingen voorzien de klok op het werkblad klokkijken van cijfers.
Extra (groep 4)
De leerlingen maken de puzzel op het werkblad puzzel. Wie het eerst de puzzel klaar heeft, heeft gewonnen.